CARA MET-sensoren

Het watergehalte van het substraat vormt de waterbuffer en bevat de voedingsstoffen voor de plant. Het veranderen van het watergehalte is een nuttig instrument voor het beheersen van de plantbalans en het in stand houden van de gezondheid van het wortelgestel. (Hoe verandert u het watergehalte?).

In de Season Dynamics voor elk gewas geven we voor elke fase streefwaardes voor het watergehalte. Dit gebeurt in elke fase om specifieke redenen:

• In periodes met weinig licht is het beter om een lager watergehalte te hebben omdat de plant dan minder actief is. Daardoor wordt de mat reactiever en droogt ze sneller waardoor ze meer zuurstof kan opnemen en er een generatieve werking ontstaat.
• Bij veel licht en hoge transpiratiewaardes kan het beste een hoger watergehalte worden aangehouden zodat een grotere buffer ontstaat voor het hogere waterverbruik van de plant. Dit geeft ook meer reserves in geval van een storing.

Het gebruikte watergehalte varieert van 45% tot 70%. Het volume van het gebruikte substraat is ook een belangrijke factor. (Hoeveel substraat moet ik gebruiken?)

Meet uw mat op gestructureerde wijze met behulp van een CARA MET sensor en bepaal voor de verschillende periodes de streefwaardes voor het watergehalte.

“Om het potentieel van de mat te benutten en de plantbalans te beheersen, zult u de juiste waterbuffer moeten hebben.”

Graag verwijzen wij u naar het Cultilene Framework voor meer informatie over de opkweek- en teeltfase. Deze is te bekijken via de Cultilene Smart Root Zone Management App en via app.cultilene.com.

De verdeling van het water en de voedingsstoffen in het substraat is belangrijk om een gelijkmatige wortelverdeling te krijgen. Een goede beschikbaarheid van voedingsstoffen voor de wortels is van vitaal belang voor een optimale kwaliteit en productie. Het veranderen van de EC-waarde is ook een nuttig instrument voor het beheersen van de plantenbalans (Hoe kan ik de EC van mijn mat regelen?).

In de Season Dynamics voor elk gewas geven we voor elke fase streefwaardes voor de EC. Dit gebeurt in elke periode om specifieke redenen:

• In periodes met weinig licht is het beter om een hogere EC toe te passen om de plant op een generatieve manier te sturen.
• Bij hoge lichtniveaus met hoge transpiratiewaardes is een lagere EC aan te bevelen om de opname voor transpiratie te bevorderen.

In sommige gevallen, bijvoorbeeld bij komkommers, kan een hoge opname van voedingsstoffen in een laag substraatvolume leiden tot lage niveaus van sommige voedingsstoffen; in dat geval is een hogere frequentie van watergift irrigatie nodig om deze te lage niveaus aan te vullen. Het volume van het gebruikte substraat is een belangrijke factor. (Hoeveel substraat moet ik gebruiken?).

Meet uw mat op gestructureerde wijze met behulp van een CARA MET sensor en bepaal voor de verschillende fases streefwaardes voor de EC.

“Om het potentieel van de mat te benutten en de plantbalans te sturen, zal de EC geregeld moeten worden.”

Graag verwijzen wij u naar het Cultilene Framework voor meer informatie over de opkweek- en teeltfase. Deze is te bekijken via de Cultilene Smart Root Zone Management App en via app.cultilene.com.

Het vermogen van de plant om de benodigde voedingsstoffen op te nemen wordt beïnvloed door de pH van de voedingsoplossing. Dit betekent dat het zeer belangrijk is om de juiste pH-waarde rond het wortelgestel te hebben. De afbeelding hieronder toont de opname van verschillende elementen bij verschillende pH-waardes.

De optimale pH-waarde voor de meeste planten ligt tussen 5,5 en 6,5, en dit zou dan ook de streefwaarde moeten zijn. De pH in matten kan veranderen door selectieve wortelopname. Wanneer NH4 naar de wortels wordt getransporteerd, zal de pH-waarde dalen. Wanneer NO3 naar de wortels wordt getransporteerd, zal de pH-waarde stijgen. NH4 en NO3 kunnen ook door micro-organismen worden gebruikt; hierdoor wordt de pH in het substraat beïnvloed. De verandering van de concentratie van de meststoffen NH4 en NO3 kan de pH in het substraat beïnvloeden.

Het is dus belangrijk dat de pH van het bronwater in de irrigatie-installatie gecorrigeerd wordt naar de juiste pH-waarde. Let op:

• Indien het bicarbonaatgehalte in het bronwater zeer laag is (geen buffer); het kan dan nodig zijn om bicarbonaat toe te voegen om wat buffer te geven.
• Met een laag bicarbonaatgehalte; het kan dan nodig zijn om het voor de pH-correctie gebruikte zuur te verdunnen om een plotselinge daling van de pH tot onder 5,0 te voorkomen;
• Met ammonium, en ook met een laag bicarbonaatgehalte dat een plotselinge daling van de pH-waarde kan veroorzaken.

Controleer altijd de pH-waarde van het bronwater in de opslagtank, bij de irrigatie-installatie en bij de druppelaar. pH-waardes onder 5,0 zullen de wortels beschadigen. Houd er rekening mee dat de plant het water krijgt dat uit de druppelaar komt, dus dat moet wel kloppen!

Graag verwijzen wij u naar het Cultilene Framework voor meer informatie over de opkweek- en teeltfase. Deze is te bekijken via de Cultilene Smart Root Zone Management App en via app.cultilene.com.

Alle delen van de plant – bladeren, stengels en wortels – hebben zuurstof nodig. In de mat hebben de wortels zuurstof nodig voor de celademhaling. Wanneer er voldoende zuurstof bij de wortels aanwezig is, kan het wortelgestel optimaal functioneren.

Zuurstof wordt ook gebruikt door micro-organismen, schimmels en bacteriën. In steenwol vooral bacteriën, die enkele uren na het bevochtigen van de steenwol in grote aantallen aanwezig zijn. Wanneer er sprake is van omstandigheden met een laag zuurstofgehalte, kunnen de micro-organismen met de wortels concurreren om het gebruik van zuurstof.

De zuurstofvoorziening in het substraat is belangrijk voor een goede plantengroei. In de praktijk betekent dit dat het watergehalte van het meest natte deel (bodemlaag van het substraat) verversing en lucht nodig heeft. Als de onderste laag van een mat 80% water bevat, zorgen de luchtkanalen ervoor dat er zuurstof bij het water en de wortels van de plant kan komen (diffusie). Bij hoge temperaturen kan er minder zuurstof in het water worden opgelost en kunnen de wortels in de meest natte delen van het substraat problemen hebben met het lagere zuurstofgehalte in het irrigatiewater.

“Om het potentieel van de mat te benutten moet u de zuurstof beschikbaarheid monitoren.”

Graag verwijzen wij u naar het Cultilene Framework voor meer informatie over de opkweek- en teeltfase. Deze is te bekijken via de Cultilene Smart Root Zone Management App en via app.cultilene.com.

De temperatuur van de wortelzone wordt niet altijd gemeten en is niet altijd regelbaar. Deze is echter zeer belangrijk en de worteltemperatuur moet tussen 18 °C en 25 °C worden gehouden.

Naarmate de temperatuur van de wortelzone stijgt, neemt de beschikbaarheid van zuurstof uit het irrigatiewater af. Bij worteltemperaturen van meer dan 25 °C kan dit in combinatie met de concurrentie tussen de wortels leiden tot het afsterven van wortels, vooral bij een zwakke wortelverdeling. Dit opent de mogelijkheid van secundaire besmetting door wortelpathogenen zoals Pythium.

Meten is weten. Meet dus, bijvoorbeeld met de CARA MET sensor, regelmatig om te weten hoe het met de mattemperatuur gesteld is.

Graag verwijzen wij u naar het Cultilene Framework voor meer informatie over de opkweek- en teeltfase. Deze is te bekijken via de Cultilene Smart Root Zone Management App en via app.cultilene.com.